HERT
HET HERTJE DAT IK NET NOG ZAG.
SPRING, SPRING, SPRONG.
HET HERTJE DAT IK NIET MEER ZIE.
SLAAPT, SLAAPT, SLIEP.
HET HERTJE DAT IK NIET MEER HOOR.
HOOR, HOOR, HOOR.
IS ER NU VANDOOR!
SALAMANDER
SAL SAL SALAMANDER.
IK ZOEK JOU EN NIET EEN ANDER.
SAL SAL SALAMANDER.
WAAR ONTMOETEN WIJ ELKANDER?
IN HET GROTE, GROTE BOS.
OP HET ZACHTE, GROENE MOS.
SAL SAL SALAMANDER.
IK ZOEK JOU EN NIET EEN ANDER!
SLANG
SAM DE SLANG SIST DE HELE TIJD.
DAT GESIS KLINKT BEST WEL MAF.
ZE SIST TERWIJL ZE VERDER GLIJDT.
WAT SIST DIE SLANG HEEL WAT AF.
SSSSSSSSSS.
SAM DE SLANG IS ERG LANG.
HIJ WEET ZIJN WEG TE VINDEN.
TUSSEN EIKEN EN TUSSEN LINDEN.
SAM DE SLANG IS REUZELANG.
MAAR IK BEN NIET …
TOCH WEL EEN BEETJE BANG!
VOS
VOSJE FIJN,
VOSJE KLEIN.
ZOU JE IN JE HOLLETJE ZIJN?
VOSJE GROOT,
VOSJE ROOD.
IK ZOEK JE STAARTJE, SAPPERLOOT.
VOSJE FIJN,
VOSJE KLEIN.
VOGEL
ALS IK WEG WIL,
WORD IK SOMS EEN VOGEL.
DAN GA IK OP MIJN TENEN STAAN
EN VLIEG IK HEEL VER HIER VANDAAN.
OVER DE HUIZEN EN HET BOS.
OP EIGEN WIEKEN, HELEMAAL LOS.
OVER DE PUNTIGE BERGEN
EN DE DIEPE ZEE.
ALS JE WIL, DAN MAG JE MEE.
VOEL DE WIND LANGS JE OREN.
VOEL DE WIND LANGS JE HAAR.
HIJ BLAAST
ALLE GEDACHTEN UIT JE HOOFD.
ANDERS BEN JE VEEL TE ZWAAR.
KIKKER
DAG KLEINE KIKKER
BIJ ONS IN DE SLOOT.
EERST WAS JE KLEIN,
MAAR NU BEN JE GROOT.
JE WERD ALS EEN VIS
UIT EEN EITJE GEBOREN.
EN TOEN KREEG JE POOTJES
VAN ACHTER EN VAN VOREN.
JE STAARTJE VERDWEEN,
HET IS WERKELIJK WAAR.
EN TOEN KON JE SPRINGEN,
KWAAK, TOEN WAS JE KLAAR.
DAG KLEINE KIKKER
BIJ ONS IN DE SLOOT.
EERST WAS JE KLEIN,
MAAR NU BEN JE GROOT.